Adressering
U dient een e-mailadres in te voeren zodat het product gescande documenten kan verzenden.
De adresseringsfunctie van het product vereenvoudigt dit proces door te zoeken naar
e-mailadressen om naar te verzenden.
In het scherm Adressering kunt u functies instellen waarmee het product rechtstreeks een
e-mailadres uit de database of een LDAP-server kan ophalen in plaats van uit een kopie van het
LDAP-adresboek. Als u het LDAP-adresboek gebruikt, bent u er zeker van dat de meest recente
adressen worden gebruikt. In de volgende illustratie en tabel wordt beschreven hoe u dit scherm
kunt gebruiken.
1
3
4
5
9
10
11
12
8
6
7
14
15
13
2
Onderdeel Gebied op het scherm
Informatie over of mogelijkheden van het gebied
EWS-tabbladen en menu's
Zie
“Bladeren door de HP geïntegreerde webserver” op pagina 5
voor meer
informatie.
Help
Klik hierop om een Help-bestand te openen dat informatie bevat over de
schermen op het tabblad Digitaal versturen.
1
2
NLWW
Adressering 51
Directe toegang van apparaat tot
LDAP-adresboek toestaan
Schakel dit selectievakje in om het apparaat rechtstreekse toegang te geven tot
een LDAP-adresboek.
Bindmethode LDAP-server
Anoniem
Selecteer deze optie om verbinding te maken
met de LDAP-server indien de LDAP-server
geen gebruikersgegevens nodig heeft voor
toegang tot de LDAP-database.
Eenvoudig
Selecteer deze optie om verbinding te maken
met de LDAP-server indien de LDAP-server
gebruikersgegevens nodig heeft voor toegang
tot de LDAP-database.
Als deze optie is geselecteerd, moet u de
gebruikersnaam, het wachtwoord en het domein
opgeven. Het wachtwoord wordt ongecodeerd
over het netwerk verstuurd.
NTML
Selecteer deze optie om verbinding te maken
met de LDAP-server indien de LDAP-server
gebruikersgegevens nodig heeft voor toegang
tot de LDAP-database. Deze optie ondersteunt
NT Challenge Response.
Als deze optie is geselecteerd, moet u de
gebruikersnaam, het wachtwoord en het domein
opgeven.
Opmerking
Deze optie is niet voor
alle producten
beschikbaar.
Gegevens
Voer deze gegevens in indien de optie Eenvoudig of NTLM is geselecteerd in de
lijst Bindmethode LDAP-server.
LDAP-server
Voer de hostnaam of het IP-adres van de LDAP-server in waarvan de database
het centrale adresboek bevat.
Opmerking
Sommige producten herkennen alleen IP-adressen. In
zulke gevallen worden hostnamen naar het equivalente
IP-adres geconverteerd.
Poort
Voer het TCP/IP-poortnummer in waarmee de server LDAP-verzoeken verwerkt.
Deze poort is meestal poort 389.
Server zoeken
Klik op deze knop om te zoeken naar beschikbare LDAP-servers.
Instellingen zoeken
Klik op deze knop om het product de beste instellingen voor de opgegeven
server te laten vinden wanneer er gezocht wordt in de LDAP-database.
Zoekopdracht
Voer de Distinguished Name (DN) van de vermelding in de LDAP-
directorystructuur in waarmee het zoeken naar het adres moet beginnen. Een
DN bestaat uit paren van "attribuut=waarde", gescheiden door komma's.
Bijvoorbeeld:
ou=departmentname,o=companyname,c=country
ou=marketing,o=Hewlett Packard,c=US
o=hp.com
ou=engineering,cn=users,dc=hp,dc=com
Opmerking
Voor bepaalde LDAP-servers kan de zoekopdracht leeg
gelaten worden (in dit geval wordt het knooppunt van de
zoekopdracht verondersteld).
Onderdeel Gebied op het scherm
Informatie over of mogelijkheden van het gebied
3
4
5
6
7
8
9
10
52 De digitale verzendopties instellen
NLWW
Ophaalmethode
gebruikersinformatie van
apparaat
Standaardinstellingen
Exchange 5.5
Selecteer deze optie als u verbinding maakt met
een Microsoft Exchange 5.5-server waarop
LDAP wordt uitgevoerd. De LDAP-
attribuutwaarden worden automatisch ingesteld.
Standaardinstellingen
Active Directory
Selecteer deze optie als u verbinding maakt met
een Microsoft Exchange Server 2000 waarop
LDAP wordt uitgevoerd. De LDAP-
attribuutwaarden worden automatisch ingesteld.
Aangepast
Selecteer deze optie als u handmatig de LDAP-
attribuutwaarden moet configureren.
De ingevoerde naam overeen
laten komen met het LDAP-
attribuut van
Voer het attribuut in de LDAP-database in waarmee u een persoon in het
adresboek aangeeft. De waarde van dit attribuut wordt vergeleken met de naam
die de gebruiker invoert om het e-mailadres van de persoon te verkrijgen.
Hieronder volgen een paar mogelijke LDAP-attributen:
●
uid: gebruikersnaam
●
cn: algemene naam
●
sn: achternaam
●
givenName: voornaam
Ophalen van het e-mailadres van
de MFP-gebruiker met behulp
van attribuut van
Voer het LDAP-attribuut in dat het e-mailadres van de persoon bevat. Hieronder
volgen twee mogelijke LDAP-attributen:
●
rfc822Mailbox
●
Geavanceerd
Klik op deze knop om een nieuw scherm te openen waarin u geavanceerde
LDAP-serverfuncties kunt instellen. Zie
“Geavanceerde
adresseringsinstellingen” op pagina 53
voor meer informatie.
Test
Klik op deze knop om de opgegeven instellingen te testen.
Onderdeel Gebied op het scherm
Informatie over of mogelijkheden van het gebied
11
12
13
14
15
NLWW
Adressering 53